Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen, vol van [32]alle goed, uitgehouwen bornputten, wijngaarden, olijfgaarden en bomen [33]van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden, en [34]hebben in wellust geleefd, door Uw grote goedigheid. 32. Dat is, allerlei. 33. Dat is, dragende eetbare vruchten. 34. Of, hebben zich verlustigd over uw groot goed; dat is, grote en vele goederen, die Gij hun gaaft.